Larven en glasaal
De wilgenbladlarven zijn heel plat en doorzichtig, waardoor ze vrijwel onzichtbaar zijn. Ze hebben een relatief grote bek. Eén van de grote mysteries van de Europese aal is wat deze larven eten.
Na hun geboorte in de Sargassozee drijven de jonge aaltjes mee op de Golfstroom, richting Europa. Dit is een soort passief transport, omdat ze nog geen actieve zwembewegingen kunnen maken om vooruit te komen. Na verloop van tijd worden de larven groter en sterker en veranderen ze in korte tijd in glasalen. In dit stadium zijn de aaltjes enigszins in staat om te zwemmen. Glasalen hebben hun naam te danken aan hun doorzichtige lichaam. Ze hebben al de vorm van een aal, maar nog geen pigment en zijn tot ongeveer zeven cm groot.
Na ongeveer een half tot twee jaar arriveren alen als glasaal via de getijdenstromingen in de riviermondingen van het Europese continent. Van Marokko tot Noorwegen vinden glasalen hun weg op zoek naar geschikt leefgebied. Maar door de loop van de Golfstroom vooral aan langs de westkusten van Portugal, Spanje, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. De intrek van glasaal verloopt hoofdzakelijk van november tot juli.